Proloog
Het grauwe beton van de parkeergarage droop van het vocht. Het was ver in november, en volgens mijn horloge rond een uur of vier. In gedachten liep ik tussen de auto’s door. Ik had haast, wilde voor de spits de stad uit zijn. Aan de overkant, half verscholen liep een meisje, een lichte vlek tussen alle somberheid. Ze droeg een donkerblauw hoedje, en een zwarte jas. Het haar bijeengebonden in een paardenstaart met een lichtblauwe strik. Ongemerkt ging ik sneller lopen, even een glimp opvangen van iets vrolijks. Een verdieping lager klonk het geluid van een Golf met kachelpijpen…
‘Pas op!’ Haar stem klonk schril door de slecht verlichte parkeergarage. ‘Achter je!’ Ik draaide me om en zag twee felblauwe koplampen op me afkomen. Nog net kon ik opzij springen om keihard met mijn hoofd tegen een geparkeerde auto aan te knallen. Versuft bleef ik tussen een Panda en een BMW op het beton liggen. Mijn uitzicht was bijzonder, tientallen autobanden, modderige uitlaten en.. een paar damesschoenen. Ik had haar niet horen aankomen, kennelijk toch even een blackout gehad. Ach, ik lig hier nu toch, laat ik even van het uitzicht genieten, dacht ik, terwijl ik mijn blik langs haar benen omhoog liet dwalen. Ze boog zich voorover,legde haar hand op m’n voorhoofd en knielde naast me neer. ‘Doet het zeer?’ Ze klonk oprecht bezorgd. ‘Ach valt wel mee’ brabbelde ik en probeerde op te staan. Fout. ‘Blijven liggen’ zei ze en duwde me zacht maar gedecideerd terug op het vochtige asfalt. ‘Je kan wel iets gebroken hebben. Ik bel 112.’
112! Nou niet overdrijven! ‘Dat is echt niet nodig, ik mankeer niets, denk ik’, zei ik er zachtjes achteraan. Ze keek me mee meewarig aan, macho, drukte me nog wat steviger in de resten rubber en benzine en haalde haar mobieltje uit haar tasje. Wat nog niet meeviel want het was een typisch damestasje. Boekjes, papiertjes, tampons, portemonnees en foto’s werden naast mijn hoofd neergekwakt voordat de uberzakelijke Blackberry te voorschijn kwam. Niet opgeladen natuurlijk. ‘Shit!’. ‘Dat kloteding is altijd leeg als je hem nodig hebt’ Geweldig, een vrouw die goed kan vloeken. ‘Waar is jouw mobiel?’ Ik denk dat ik toch even de weg kwijt was, want ik had geen idee. ‘In de auto?’ ‘Welke auto’ vroeg ze kortaf, terwijl ze om zich heen keek. ‘Ik denk dat ik er tegen aanlig zei ik, het is een BMW’. ‘Geef me je sleutel, dan pak ik hem.’ Voorzichtig bewoog ik m’n hand naar mijn broekzak. Een felle scheut in mijn nek deed me kreunen van de pijn. ‘Voorzichtig!, Rustig maar .. ik pak ze wel. In welke zak zitten ze?’
Langzaam draaide ze me op mijn zij, heel behoedzaam alsof ik een zak eieren was. Haar hand gleed in de zak van mijn jeans en terwijl ze de sleutels eruit viste moest ze even glimlachen. En ik moet zeggen: ze had een mooie lach. ‘Niet bewegen, ik ben zo terug.’ Met een soepele beweging stond ze op om naar de andere kant van de wagen te lopen, het portier te openen en mijn telefoon uit de auto halen. Ik hoorde haar op de achtergrond bellen. Vreemd, haar stem werd steeds zachter, en het licht steeds vager. Zou ik toch iets mankeren? Tussen haar stapeltje spullen, pal naast mijn neus lag een foto van een klein meisje, dat leek zo te zijn weggelopen uit de Fancy. Wit blond haar, een zwarte haarband, roze blouse en wit jasje. Donkerblauwe ogen en de mond van Angelina Jolie. Ik tilde mijn hoofd en voelde iets knappen. Vlak voordat ik het bewustzijn verloor trok ik het uit de stapel en klemde het tussen mijn handen …
Ziekenhuizen zijn vreemde plekken. Het centrum van het universum als je er in ligt. Alles draait om jou heb je het gevoel, en in zekere zin is dat ook zo. Toen ik wakker werd was het eerste wat me opviel een scheur in het plafond. Een rafelige, stoffige scheur van een halve centimeter breed en meter of twee lang. De scheur was belangrijk voor me. Het was namelijk het enige dat ik zag omdat ik mijn hoofd niet kon bewegen. De scheur liep diagonaal over het plafond en maakt een halve meter na de bron een kleine hoek naar rechts. En in die hoek hing een spin. Een heel klein spinnetje, dat wel, maar toch. Een spin in een ziekenhuis. Het was een hele bijzondere spin, een spin die groter en groter werd, zo groot dat de hele kamer vol met spin zat! Langzaam zakte ik weg, sloot mijn ogen en viel in slaap.
‘Hoe is het met hem? Wanneer zal hij wakker worden?’ Links naast mijn bed praatte een vrouw op zachte toon. Haar stem verraadde bezorgdheid, klonk somber en verdrietig. Ik voelde dat ze vlak naast me stond maar toen ik mijn hoofd probeerde te bewegen lukte dat niet. ‘Ik ben wakker! Hallo!’ Geen reactie. ‘Mevrouw, het spijt me, maar dat kunnen we niet zeggen. Dit verschilt van patiënt tot patiënt. Bij de een duurt het een paar dagen, anderen … laat ik het maar ronduit zeggen, komen nooit meer uit deze toestand.’ De donkere stem aan de andere kant van het bed moest van de arts zijn. Deze situatie noemen we het Locked-in syndroom. U kan wel met hem communiceren, hij verstaat alles, maar hij kan alleen reageren door met zijn ogen te knipperen. Hij is volledig verlamd doordat hij zijn nek heeft gebroken. We verwachten in ieder geval voorlopig geen verandering.
Ik kon alles verstaan wat ze zeiden en zag de spin aan het plafond hangen. Locked-in syndroom? Opgesloten in mijzelf? Alleen maar met mijn ogen knipperen! Maar wel alles verstaan! En hoe moet ik dan naar het toilet?? De waarheid drong niet tot me door. Ik wilde de waarheid niet toelaten, het was gewoon onzin, morbide onzin en … ‘Kan je me verstaan?’ Ze boog zich naar me toe, haar hele gezicht nat van tranen. Warme druppels tikten op mijn wangen. Voelen deed ik ze niet, alleen het geluid van de druppel die uiteenspatte op mijn wangen hoorde ik. ‘Als je me kan verstaan knipper met je ogen.’
”Weet je wie ik ben? Ik knipperde…