Gister besprong mij de aandrang
tot dichten
zonder bedoeling, zonder idee. Ik
werd in bezit genomen
door iets wat men noemt: melan-
cho-
li-
cae.
Toch had ik beter
in bed kunnen blijven.
Geen zin die blijft hangen, geen hemels moment
Mijn schrijven van proza lijkt grootdoenerij
Bah! Al dat gerijm, bladzij na bladzij,
Schrijf eens iets anders, schrijf een vrij vers! Wees ambivalent!
Ik laak dit gepeins, wat brengt dit gepieker
Een keerdicht, ballade, wat tetra-gemieter?
Een versje, waar moog’lijk, nog artestieker?
Helaas, Helaas! Het wordt weer niet beter
dan een sonnet, wel iets vrijer opgezet,
Maar luister -mijn volgende dicht
dat wordt – op zeker – een dac-ty-li-sche hexameter!