De kroeg is warm, mijn brillenglazen beslaan, en de eerste meters strompel ik tussen de tafels door tot de mist optrekt. Vaag duikt uit de nevel Maria op, hangend aan de muur, direct naast de bierlijst. Zoals altijd weet ik niet wie ik meer begeer, een biertje of de wellustig vormgegeven maagd. De beeldhouwer heeft duidelijk meer oog gehad voor het element ‘Maagd’ dan voor het stichtelijk deel. Ik begroet haar zoals altijd met de gefluisterde woorden: ‘Biertje schoonheid?’
‘Wat zeg je?’ Van schrik doe ik een stap opzij om bijna het glas wijn van een volslanke dame om te stoten. Weer wat nieuwe uitdrukkingen geleerd voordat ik sorry kon zeggen. Als ik van de schrik ben bekomen kijk ik achter me om te zien wie dat vroeg. Niemand. Ik haal mijn schouders op in de veronderstelling dat ik het me heb verbeeld en wring me tussen de tafels door naar de leestafel achter in de kroeg.
Het lijkt wel een kinderdag verblijf. Jonge ouders die er even uit zijn met de kinderen nemen bijna alle tafels in beslag. Geblèr klinkt uit alle hoeken. Buggies staan in het smalle gangpad de bestelling een kwartier te vertragen. Ach ja, het is zondagmiddag en je moet er toch even uit met de kinderen nietwaar? Een klein blond meisje blijft voor me stil staan en kijkt me met grote ogen aan gaat In haar handen een groene appel die ze omhoog houdt. Ik wacht glimlachend af tot ze wat zeggen. Voordat ze het eerste woordje kan uitbrengen grijpt haar moeder in: ‘Laat die meneer eens doorlopen!’
Ze doet een stapje opzij en ik wil mijn weg vervolgen naar pinda’s en Duvel. Haar moeder trekt het meisje op schoot en ziet er moe uit. Donkere kringen onder haar ogen verraden de last van het moederschap. Als ze ziet dat ik naar haar kijk glijdt een vermoeide glimlach over haar gezicht: ‘even er uit, een wijntje drinken, straks weer koken..’ In een paar woorden schetst ze haar leven. Even eruit en dan weer zorgen. Aan haar vinger geen ring. Ik aarzel. ‘Kan ik bij jou aanschuiven?’ Het is druk in het café en ze lijkt me een betere tafelpartner dan de mannen in pak aan de leestafel. Even aarzelt ze, maar dan haalt ze haar schouders op. ‘Waarom eigenlijk ook niet?’ Als ik eenmaal zit weet ik niet goed waar ik het over moet hebben, over kinderen kan ik niet meepraten, en om om nu een oratie te beginnen over de na- of voordelen van het één ouderschap lijkt me niet écht een goed idee. Een glimlach danst rond haar mondhoeken. ‘Verlegen om woorden? Je lijkt me nu niet op je mondje gevallen?’
‘Nee, dat klopt. Maar, hoe zal ik het uitdrukken, het is alsof ik me opdring aan je, en dat voelt een beetje ongemakkelijk. Ik bedoel, zo’n tafeltje in een café is toch een beetje je huiskamer, een stukje privé grond.’ Ik kijk haar verlegen aan, geen idee of ze me begrijpt. Of ik mezelf begrijp trouwens. Hakkelend voeg ik eraan toe: ‘niet echt logisch hé?’ Ze kijkt me peinzend aan. Het donkerblonde haar draagt ze in een staartje, bijeengehouden met een paars elastiekje. Met een snelle beweging strijkt ze een losse lok achter haar oren. ‘Nee, niet echt logisch. Maar in ieder geval verrassend. Ik kan me niet herinneren dat een man zo snel begint over emotie en gevoelens. Tenminste niet voordat hij het meisje iets te drinken heeft aangeboden…’
We nemen elkaar eens goed op. Ze heeft een mooie mond, een mond die me doet denken aan Ingrid Bergman. In een scène met Humpry Bogart. Een scène waar ze haar hoofd schuin achter overhoud om door hem te worden gekust. Casablanca. Haar ogen zijn diepbruin, en staan een beetje naar buiten toe, accentueren haar brede jukbeenderen. In haar oren oorbellen die me doen denken aan een omgekeerd kruis, het kruis van Petrus, aan de zijkant ingelegd met saffieren. Een mooie vrouw. Een vrouw die meer heeft dan een mooie buitenkant. Ik ben benieuwd wat zij voor indruk van mij heeft. Maar gek genoeg maak ik me daar geen zorgen over.
‘Ik ben Maria, en mijn dochtertje heet Eva. Wil je iets drinken?’ Aangezien ik niet voor niets het café binnen was gegaan knik ik bevestigend. ‘Een glaasje rode wijn graag’. Ze staat op en vraagt of ik even op Eva wil passen. Maria? Stiekem kijk ik naar het kruisbeeld aan de muur…
Het meisje kijkt me vol verwachting aan. Haar grote kijkers glanzen me tegemoet. ‘Jij hebt lieve ogen’ zegt ze, ‘hoe heet je?’ Voor ik antwoord kan geven gevolgd door: ‘ik wil een verhaaltje horen’ Wat kan je dan nog zeggen? Weigeren is geen optie, een excuus bestaat niet. ‘En waar moet dat verhaaltje over gaan?’
‘Over Jezus.’ Shit. Daar heb ik de laatste drieëndertig jaar geen aandacht meer aan besteed. Waarom niet over elfjes, kabouters of andere eenvoudige sprookjes types wil ik weten. Het antwoord is ontnuchterend: ‘Omdat die niet bestaan’ Haar onderlip begint te trillen en ik besluit maar toe te geven; het lijkt mij een meisje dat áltijd haar zin krijgt.
Buiten schijnen de lichtjes van de kerstboom in de ramen het stadhuis. Helemaal bovenop straalt de ster van Bethlehem. Op de kunstijsbaan draaien kinderen hun rondjes en kijken vaders toe. De sneeuw ligt half gesmolten op het terras en is grauw van het stof. Ik kijk hoopvol naar de Gouden Haan van de st-Jan maar die kijkt terug met een blik van: ken uw klassiekers. Van hem kan ik geen hulp verwachten. Peinzend trommel ik wat met m’n vingers op de tafel, graaf diep in mijn geheugen en steek van wal….
‘Zittend aan een gammel tafeltje in een hoekje van het terras neemt Jezus een slokje van zijn glaasje wijn. Hij is uitgenodigd op een bruiloft van vrienden. De avondwind laat de jurken van de vrouwen wapperen en geeft een klein beetje verkoeling na de zinderend hete dag. In het midden van het terras wordt gedanst. JUMP! Van Halen knalt uit de luidsprekers. Met een diepe zucht staat Hij op en loopt naar een groepje mannen die aan de bar staan te drinken. Het valt niet mee om de Verlosser te zijn. Iedereen verwacht de hele dag wonderen van je. Hij voelt de ogen van mensen in zijn rug branden, de meisjes de adem inhouden als hij tussen de dansende menigte doorloopt. Opeens voelt Hij hoe iemand een hand op zijn arm legt..’
‘Heeft ze je weten te verleiden?’ Geschrokken draai ik me om, Maria is naast me gaan zitten zonder dat ik het doorhad. Haar hand voelt warm aan. ‘Ik heb een glas water voor je meegenomen, de wijn is op. Zullen we samen verder vertellen?’
‘Hij kijkt haar aan en voelt voordat hij het beseft dat dit een bijzonder moment is. Een moment waarin droom en werkelijkheid in elkaar vloeien. Tijd en ruimte verdwijnen. Samen lopen ze naar de bar. Om hen heen houden de mensen de adem in, zijn ze getuige van Zijn eerste liefde? Of is het gewoon maar een meisje? Wie is ze? Waar komt ze vandaan? Ook als je de zoon van God bent is de opening van belang. Als Hij in haar ogen kijkt weet hij niets te zeggen, is Hij sprakeloos. Ze is iets langer dan Hij, haar donkerblonde haar in een staartje. Hij doet zijn mond open maar voordat Hij iets kan zeggen vraagt ze of Hij iets wil drinken, een glaasje wijn misschien? Zonder op antwoord te wachten draait ze zich om en loopt in de richting van de ober. Op hoge hakken loopt ze, licht draaiend met haar heupen naar de man toe. Haar paarse jurkje valt tot net boven haar knieën, de schouders bloot, en wordt aan de achterkant bijeengehouden door een grote strik. In het avondlicht gloeit haar huid als brandende olie.’
‘Was je verliefd op me?’ Even laat ik het tot me door dringen. Wie vraagt het eigenlijk? Het meisje in het verhaal? Maria? Het is stil geworden in het cafe. De mensen praten fluisterend met elkaar en doen hun uiterste best om op te vangen waar we het over hebben. De mannen aan de leestafel kijken nieuwsgierig over de laatste editie van de Telegraaf heen. Achter de bar kijken ze ademloos toe. Het oudere echtpaar naast ons houdt niet eens de schijn op en kijkt me verwachtingsvol aan. Het is stil in de kroeg, doodstil. Zelfs de huilbaby zwijgt.
‘God, natuurlijk was ik verliefd. Hoe kon ik niet verliefd op haar worden? Zelfs een heilige zou op haar verliefd zijn geworden.’ Ik kijk dromerig voor me uit. Eva loopt naar me toe en klimt op mijn schoot. ‘En toen?’
‘Ze praat even met de man achter de bar en haalt haar schouders op. Wat ze zeggen kan Hij niet verstaan. De muziek staat te hard, Van Halen is inmiddels vervangen door Led Zeppelin. Met twee glazen water in haar handen loopt ze langzaam op Hem af. Haar ogen boren zich in Zijn ogen. Vlak voor Hem blijft ze staan: ‘er is een beetje paniek, de wijn is op, de mensen genereren zich dood. Wie heeft er nou tekort aan wijn op een bruiloft? Kan Jij er iets aan doen?’
Ik kijk naar het glas water op de tafel. Langzaam sta ik op en loop naar de bar..
Dit vind ik zo’n knap geschreven verhaal. Kunstig hoe je de personages in elkaar laat overlopen en het stukje van ‘over Jezus…haar zin krijgt’ vind ik erg leuk! Geweldig verhaal.
LikeLike